-
1 afgezien van
afgezien van -
2 afgezien van
afgezien vanbesides, apart from -
3 afgezien van
abgesehen von... -
4 afgezien van
prep. apart from -
5 afgezien van
-
6 afgezien van het feit dat
afgezien van het feit dat -
7 afgezien van de kosten/moeite
afgezien van de kosten/moeiteapart from the cost/troubleVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > afgezien van de kosten/moeite
-
8 afgezien
-
9 afgezien
♦voorbeelden:¶ afgezien van • besides, apart fromafgezien van de kosten/moeite • apart from the cost/trouble -
10 afgezien
кроме того, что* * *áfgezien van... — не говоря о...; невзирая на.
* * *гл.общ. за исключением (van) -
11 part
part [paar]〈v.〉1 deel ⇒ gedeelte, portie2 aandeel ⇒ bijdrage, percentage♦voorbeelden:1 avoir sa part de gâteau, avoir part au gâteau • meedelen in de winst, een graantje meepikkense tailler la part du lion • zich het leeuwendeel toe-eigenenil y a une part de vérité là-dedans • er zit iets waars inavoir part à • deelnemen inne pas donner sa part aux chiens • zich niet de kaas van het brood laten eten(faire) part à deux • eerlijk delen, samen delenfaire part de qc. à qn. • iemand iets mededelenfaire la part belle à qn. • iemand ruim bedelenfaire la part de • rekening houden metfaire la part des choses • inschikkelijk zijnfaire la part du feu • een deel opgeven, opofferen 〈 om de rest te behouden〉prendre part à, une part dans • deelnemen aanpour ma part • wat mij betreftpour une bonne, large part • grotendeelsFrançais à part entière • volwaardig Fransman3 autre part • ergens anders, eldersnulle part • nergensquelque part • ergensà part • apart, gescheidenà part ça • afgezien daarvan, voor de restà part moi • bij mezelfmis à part • afgezien van, behalveprendre à part • apart nemend' autre part • aan de andere kant, anderzijdsd' une part … d' autre part • aan de ene kant … aan de andere kant, enerzijds … anderzijdsde part en part • door en doorde part et d' autre • over en weer, van, aan weerskantende la part de • (uit naam) van, namens, in opdracht vanprendre en bonne, mauvaise part • goed, slecht vinden, opnemen————————part (de fondateur)f1) deel, portie2) aandeel, bijdrage3) kant, zijde -
12 sauf
sauf1 [soof],sauve [soov]♦voorbeelden:————————sauf2 [soof]〈 voorzetsel〉1 behalve ⇒ uitgezonderd, behoudens♦voorbeelden:sauf erreur • vergissing voorbehoudentout sauf … • alles eerder dan …sauf que • afgezien van, behalve dat¶ sauf à 〈+ onbepaalde wijs〉 • onder beding dat, onder voorbehoud dat; 〈 ook〉 wat niet verhindert dat1. = sauve; adjbehouden, ongedeerd2. saufprépbehalve, uitgezonderd3. sauf queconjafgezien van, behalve dat -
13 apart
adv. apart, afzonderlijk; afgezien van; gedeeltelijkapart1[ əpa:t] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:————————apart2〈 bijwoord〉1 los ⇒ onafhankelijk, op zichzelf2 van elkaar (verwijderd) ⇒ op … afstand, met … verschil3 uit elkaar ⇒ aan stukken, kapot♦voorbeelden:3 come apart • losgaan/rakentake apart • uit elkaar halen, demonteren¶ apart from • … terzijde gelaten, op … na, behalve -
14 aside from
terzijde van,apart vanaside fromafgezien van, behalve -
15 indépendant
-
16 aside
adv. opzij,terzijde--------n. een zijdelinge opmerking van een acteuraside1[ əsajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————aside2〈 bijwoord〉1 terzijde ⇒ opzij, zijwaarts♦voorbeelden: -
17 indépendamment
-
18 abstraction
abstraction [aapstraaksjõ]〈v.〉1 abstractie ⇒ abstract begrip, (het) abstraheren♦voorbeelden:abstraction faite de • afgezien van -
19 préjudice
préjudice [preezĵuudies]〈m.〉1 schade ⇒ nadeel, afbreuk♦voorbeelden:au préjudice de • ten nadele vansans préjudice de • zonder afbreuk te doen aan; nog afgezien van, ongeacht -
20 ne uzimajuci u obzir
, osimafgezien van
Страницы
- 1
- 2